We hebben een konijn. Een vrouwtje, genaamd Joep. Waarom we haar Joep noemen, terwijl het een vrouwtje is? Dat vonden we gewoon leuk. Joep is niet zomaar een konijntje dat je in een konijnenhok kunt stoppen, maar het is een grote. Een Vlaamse reus. Omdat het een groot konijn is en ik het zielig vind om een konijn in een hok te stoppen waar hij zich amper in kan bewegen, zit het konijn in een kippenhok. Een hok van twee bij één meter, met een verdieping. In principe heeft Joep dus best wel wat ruimte. Maar als het mooi weer is en wij zijn in de tuin, dan laten we haar lekker in de tuin scharrelen. Ze is een konijn, leeft eigenlijk in het wild en hoort dus eigenlijk niet in een hok. Dus wij vinden dat, als wij haar dan toch in een hok stoppen, wij haar wel af en toe iets moeten laten zien van de buitenwereld. Lekker voor Joep zelf, maar voor ons ook wel zo leuk toch?
Vandaag was het mooi weer, waren we thuis én zaten we in de achtertuin. Dus hup, het deurtje van het hok open en daar ging ze, de tuin in. Ze sprong wat in het rond, at een blaadje, een grassprietje en een appelschilletje. De buurkinderen kregen in de gaten dat Joep vrij in de tuin huppelde en gingen als een malle op zoek naar konijnenbladeren. Ze voerden Joep, deden daarnaast nog een voorraadje in het grote hok, aaiden Joep, renden achter haar aan en werden vervolgens geroepen door hun ouders omdat ze moesten eten. Het maakte Joep allemaal niet uit. Nadat de rust wedergekeerd was, zocht Joep een plekje, groef een kuil en plofte vervolgens tevreden neer in het net gegraven gat. Dit was het teken dat zij een plekje gevonden had, waar zij heerlijk kon liggen en waar zij niet zo snel vandaan zou komen. Je zou denken dat Joep vol energie zou zijn en lekker de hele middag in de tuin zou rondhuppelen, maar niets is minder waar. Wat een leven.
Vandaag was het mooi weer, waren we thuis én zaten we in de achtertuin. Dus hup, het deurtje van het hok open en daar ging ze, de tuin in. Ze sprong wat in het rond, at een blaadje, een grassprietje en een appelschilletje. De buurkinderen kregen in de gaten dat Joep vrij in de tuin huppelde en gingen als een malle op zoek naar konijnenbladeren. Ze voerden Joep, deden daarnaast nog een voorraadje in het grote hok, aaiden Joep, renden achter haar aan en werden vervolgens geroepen door hun ouders omdat ze moesten eten. Het maakte Joep allemaal niet uit. Nadat de rust wedergekeerd was, zocht Joep een plekje, groef een kuil en plofte vervolgens tevreden neer in het net gegraven gat. Dit was het teken dat zij een plekje gevonden had, waar zij heerlijk kon liggen en waar zij niet zo snel vandaan zou komen. Je zou denken dat Joep vol energie zou zijn en lekker de hele middag in de tuin zou rondhuppelen, maar niets is minder waar. Wat een leven.